UAV 2012 vrijwaart de aannemer van aansprakelijkheid

Na 20 jaar zijn de nieuwe algemene Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken - afgekort UAV – formeel vastgelegd. Vanwege de invoering van het nieuwe Burgerlijk Wetboek (1992) en jurisprudentie was herziening van de UAV (1989) in 1992 noodzakelijk. Met het formeel vastleggen van de nieuwe bepalingen wordt er nu een nieuw fundament in het contract of aannemingsovereenkomst tussen aannemer en opdrachtgever gelegd. Ondanks dat de herziening van de UAV door een werkgroep - van politici, hoogleraren en branchegenoten - tot stand is gekomen heeft het geen politiek draagvlak.

De ministers Melanie Schultz (Infrastructuur en Milieu, VVD) en Hans Hillen (Defensie, CDA) weigeren namelijk de nieuwe bepalingen te ondertekenen. Zij stellen dat ze op grond van het tweede lid van paragraaf 12 de UAV 2012 niet kunnen ondertekenen:

*Als eerste vanwege de ongewijzigde bepalingen over de aansprakelijkheid van de aannemer. De paragraaf stelt dat de aannemer voor verborgen gebreken - die ondanks nauwlettend toezicht zijn ontstaan - beperkt aansprakelijk is. Bij een verborgen gebrek dient de opdrachtgever binnen een termijn van 5 jaar na oplevering het gebrek aanhangig te maken. Een gevolg hiervan is dat als een verborgen gebrek na 5 jaar opvalt, de aannemer niet in gebreke kan worden gesteld. Door deze bepaling zal bij een procedure over een verborgen gebrek - na tenminste 5 jaar geconstateerd - het besluit ten nadele van de eiser uitvallen.

  • Als tweede vanwege de wijziging in de bewijsvoering van verborgen of ernstige gebreken. In de nieuwe bepaling dient de opdrachtgever aannemelijk te maken dat een verborgen of ernstig gebrek een tekortkoming van de aannemer is. Hiermee is het schuldvermoeden van de aannemer ten opzichte van de UAV 1989 verdwenen. Met als gevolg dat de opdrachtgever voor bewijsvoering meer nauwlettend toezicht op de bouwwerkzaamheden dient te houden. Zonder toezicht kan een verborgen gebrek door de opdrachtgever immers niet worden opgemerkt.

Hieruit kan worden opgemaakt dat er een verschuiving plaatsvindt in het dragen van de verantwoordelijkheid, de bewijslast en het houden van nauwlettend toezicht op de werkzaamheden. Door het schrappen van het schuldvermoeden en het wijzigen van de aansprakelijkheidsbepalingen komt de positie van de opdrachtgever bij geschillen onder druk te staan. Deze krijgt door de bepaling namelijk meer verantwoordelijkheden en dient meer toezicht op de bouwwerkzaamheden te houden. Ondanks dat deze bepalingen voor projecten van Rijkswaterstaat weinig uit maken vormen deze gegevens de basis voor het ingenomen standpunt van de ministers. Doordat de aannemer met betrekking tot aansprakelijkheid en ingebrekestelling na oplevering het meest bij de nieuwe UAV gebaat is, zien de ministers de nieuwe bepaling als een mogelijk risico bij het sluiten van een aannemingsovereenkomst of contract.

Hiervoor pleit dat door het opnemen van deze nieuwe bepaling in de UAV 2012, de kans bestaat dat er geen overeenstemming meer tussen aannemer en opdrachtgever bereikt wordt. Met als gevolg dat de UAV aan draagvlak verliest en er conflicten kunnen ontstaan. Te denken valt aan het stellen en vastleggen van andere eisen en voorwaarden tot aan het annuleren van projecten. Ook het merendeel van de sector uit deze zorgen. De sector heeft daarom een herzieningsverzoek bij het instituut voor bouwrecht ingediend. Daarin stellen zij onder deze bepalingen geen overeenstemming meer te kunnen bereiken en verzoeken het instituut daarom de bepalingen te herzien. Reden te meer voor de ministers om de UAV 2012 niet te ondertekenen.

En wat vindt u? Dient UAV 2012 te worden herzien of kunt u hiermee wel degelijk uit de voeten? Laat het ons weten.

Bijlagen: